igor-tak-2.png
16 juni 2022

Fysiotherapeut, docent en onderzoeker sportfysiotherapie Igor Tak

“Duidelijkheid verschaffen. Als iets belangrijk is in het kader van Return to Play, dan is dat het wel. Maar tegelijk leert de praktijk dat fysiotherapeuten daar niet zo goed in zijn. Dat we maar weinig, te weinig duidelijkheid verschaffen of durven te verschaffen.”

Wie deze duidelijke taal spreekt? Igor Tak*, sportfysiotherapeut van beroep en hier vooral aan het woord vanuit zijn rol als docent en wetenschapper op het gebied van de sportfysiotherapie.

Geen garantie
“Return to Play, dat klinkt iedereen die, om wat voor fysiek ongemak dan ook, niet meer aan het spel kan deelnemen natuurlijk als muziek in de oren. Want wie wil dat nou niet, weer kunnen spelen?! Weer de sport doen die je zo graag deed?! Die je zo leuk vond?! En waar je misschien wel heel goed in was?! Is Return to Play niet een nogal vage belofte? Is het alleen maar het deelnemen aan sport of zegt het ook iets over het niveau van sport waarop je terugkeert? Voor een sporter betekent het vaak automatisch het oude niveau van voor de blessure. Dat is wat iedere sporter toch het liefst wil horen. Maar die 100% garantie, nee, die kunnen we met geen mogelijkheid geven. En juist daar moeten we heel duidelijk over zijn. We kunnen wel de omstandigheden optimaliseren en zo zorgvuldig mogelijk te werk gaan, en ook daar moeten we helder over zijn. Alles draait bij de sportfysiotherapeut om Return to Play. En dat vraagt soms om beslissingen die niet de meest makkelijke zijn: het uitstellen van weer deelname aan sport op het veld of op de baan, om wat voor reden dan ook, is niet het makkelijkste, maar soms essentieel. We willen niet alleen dat iemand weer snel terugkomt maar ook duurzaam. De sportfysiotherapeut heeft juist oog voor die combinatie.”

En de wetenschap dan?! Is er geen wetenschappelijk onderzoek dat dieper inzoomt op Return to Play?! Igor Tak weer: “Nee, eigenlijk niet. Natuurlijk, er is meer dan genoeg wetenschappelijke onderbouwing voor de stelling dat sporters na een blessure weer aan het sporten komen. Dat wordt al langere tijd gedocumenteerd. Maar de focus op de vraag of sporters hun sport dan ook weer kunnen beoefenen op het oude niveau, dat is echt iets van de laatste paar jaar en dat antwoord moet voor heel veel blessures en behandelingen echt verder worden uitgewerkt.”

Zaak dus dat er meer wetenschappelijk onderzoek komt naar de ins en outs van Return to Play. Liefst snel, want in de regel duurt het toch gauw zo´n vijf tot tien jaar voor de resultaten daarvan hun weg weten te vinden naar de werkvloer.

Als dit, dan dat…

Igor Tak: “Tot die tijd is het voor de sportfysiotherapeuten vooral zaak om verwachtingen te managen en individueel een zo goed als mogelijk geïnformeerde afweging te maken. Bij elke sporter, met welke blessure dan ook weer. Dat managen van verwachtingen begint bij het in kaart brengen ervan. Wat zijn de kansen op herstel? Wat zijn de daarvoor bepalende criteria en wat zijn de factoren die van invloed zijn op de individuele sporter? Dat soort vragen zullen moeten worden beantwoord. Om er vervolgens ook consequenties aan te verbinden. Voor sommige blessures is er echt wel bekend dat het voldoen aan bepaalde criteria de succeskans op duurzame Return to Play toeneemt. Maar dat moeten we dan wel optimaal uitnutten. Het optimaliseren van kracht en snelheid, liefst op het niveau van voor de blessure, evenals het toepassen van veldrevalidatie en sportspecifieke trainingsvormen om ook mentaal te kunnen wennen aan de specifieke sport context. Allemaal bewezen waardevol; en dat is toch echt het domein van de sportfysiotherapeut. In de zin van als dit, dan dat. Zo vormen we samen met de sporter in kwestie een afgestemd herstelplan en zo werken we gezamenlijk aan herstel. Let wel, dit samenwerken betekent vaak hard werken met toewijding van beide partijen.”

Over samenwerken gesproken, dat gaat verder dan alleen sporter en sportfysiotherapeut. Igor Tak: “Om te beginnen is het zaak om daar ook de naaste omgeving van de sporter bij te betrekken. Denk dus naast de vanzelfsprekende samenwerkingspartners als de orthopedisch chirurg en de sportarts ook vooral aan de coach, de trainer, de zaakwaarnemer en, zeker bij jongere sporters, de ouders. Ook zij moeten meegenomen worden in en duidelijkheid krijgen over het herstelplan en de criteria waarnaar gestreefd wordt. Want dan worden ook hun verwachtingen goed gemanaged. Dat geeft rust en vertrouwen. Het beste verhaal is een eerlijk, helder en transparant verhaal.”

Eerlijk zijn

Om daar op door te gaan: minstens zo belangrijk voor de samenwerking is te beseffen wanneer je deze als sportfysiotherapeut moet beëindigen. Ook daar moet je duidelijk en eerlijk over zijn. Want als jij in het kader van het herstel op een gegeven moment niets meer kunt betekenen voor de sporter in kwestie, dan is het zinloos om de samenwerking te rekken, het levert dan immers niets op. Dat betekent overigens niet dat je de sporter aan zijn lot overlaat. Integendeel, je zoekt dan juist weer de samenwerking met alle andere specialisten die op dat moment van waarde kunnen zijn - denk aan chirurg, sportarts, psycholoog of misschien wel de  bewegingswetenschapper - om verder herstel, in lijn met de verwachtingen, in de beste banen te leiden. De beste sportfysiotherapeuten zijn dus teamplayers, dat kan niet anders.”

*Igor Tak is sportfysiotherapeut bij Fysiotherapie Utrecht Oost - het centrum voor Sport, Beweging en Gezondheid in Utrecht en post-doc onderzoeker bij de Amsterdam Collaboration on Health & Safety in Sports, 1 van de 11 wereldwijde IOC Research Centers.